Bijna zestig procent van de in Nederland duurzaam opgewekte energie komt uit
het buitenland. Daar kopen Nederlandse energiebedrijven voor relatief lage
prijzen groene stroom in.

Bijvoorbeeld bij Zweedse waterkrachtstroom-centrales. Daar is niets mis
mee, maar Europarlementariër Claude Turmes stelt in rapport voor dat de
Europese Commissie strengere regels oplegt aan Nederland, schrijft De
Telegraaf.

Want wat Nederland doet, is niet de bedoeling. Er wordt groene stroom
geïmporteerd, maar niet of nauwelijks geïnvesteerd in de aanleg van
alternatieve energiebronnen in Nederland.

En dat terwijl juist dát broodnodig is als Nederland afwil van
vervuilende en dure fossiele brandstoffen, vindt hoogleraar Lucas Reijnders.

"Het rapport klopt, Nederland doet gewoon te weinig. We doen wel aan
creatief boekhouden, zoals het uitgeven van groene stroom-certificaten. Dan
lijkt het nog heel wat. Maar het blijft creatief boekhouden. Daar zijn we al
eeuwen lang heel goed in, ook nu weer."

Want volgens Reijnders, en zijn mening wordt gestaafd met cijfers in
het Europese rapport, zijn de cijfers over het gebruik van duurzame energie
een vijgenblad waar de Nederlandse overheid zich achter verschuilt.

"De definitie van 'duurzame energie' in Europese context is niet alleen
dat je stroom gebruikt die wordt opgewekt door centrales die geen CO2
uitstoten. In Europese context wordt de progressie op duurzame
energie-gebied afgemeten aan wat je als land aan nieuwe, alternatieve
energiecentrales neerzet. Dus aan de groene stroom die je zélf opwekt, niet
wat je importeert."

Bovendien stelt Reijnders grote vragen bij de 'groene stroom' van
bijvoorbeeld Noorse en Zweedse waterkrachtcentrales.

"Bij de aanleg van één zo'n waterkrachtcentrale komt net zoveel CO2 vrij
als een gemiddelde kolencentrale gespreid over decennia uitstoot. Dus het
gaat wat mij betreft wat ver om een waterkrachtcentrale 'groen en duurzaam'
te noemen."

Beter zou het volgens Reijnders zijn om te kijken naar het Duitse
systeem. Met het huidige systeem stijgen de kosten van groene stroom per
gezin navenant als die grotendeels opgewekt moet worden in Nederland, met
misschien wel 250 euro per gezin per jaar. De kans is groot dat veel
gezinnen dan zullen kiezen voor de normale, goedkopere energievormen.

Dat realiseert Reijnders zich ook. Daarom zou de problematiek veel ruimer
moeten worden benaderd. In Duitsland is tien procent van de stroom die bij
iedereen uit het stopcontact vloeit, duurzaam en schoon, en geproduceerd in
Duitsland zelf, met bijvoorbeeld windmolens. Iedereen draagt daar aan bij
via de belastingen.

"In zo'n scenario moet je voor Nederland denken aan 25 euro per gezin per
jaar", schetst Reijnders. "Dat is toch niet veel, als je er voor
terugkrijgt dat tien procent van je stroomverbruik echt groen is en
Nederland bovendien een heus begin maakt met de aanleg van een duurzame
energiestructuur."

Nederland doet het momenteel dus niet bepaald goed op het gebied van de
productie van duurzame energie, constateren Reijnders en het rapport van het
Europese Parlement.

Toch legt de Nederlandse regering naar het buitenland toe wel steeds de nadruk
op de innovativiteit van de energiesector. Ook lezen Nederlandse
regeringsvertegenwoordigers buitenlandse regeringen op dat vlak graag de
les. De ironie daarvan is Reijnders niet ontgaan.

"Het is bezopen. In Europa staan we op de 22e plaats waar het gaat
om de producie van duurzame energie. We slaan een modderfiguur in het
buitenland. We maken hier nog gebruik van energiecentrales die destijds door
de Nazi's zijn neergezet. Ik was laatst in Californië, waar ik het
Nederlandse beleid en de resultaten ervan uitlegde. Nederland werd
letterlijk en figuurlijk keihard uitgelachen."

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl